José Antolín werd weliswaar groot met de oprichting van een multinational in auto-onderdelen, hij is het kleine dorpje waar hij opgroeide in Ribera del Duero nooit vergeten. Uit angst dat dergelijke dorpjes – inclusief hun eeuwenoude wijnbouwtradities – onder invloed van de geïndustrialiseerde landbouw geheel zouden verdwijnen, startte hij in 1998 Bodegas Abadía de San Quirce.
Aangezien hij zijn geld al had verdiend in een andere tak van sport, kon José op zijn wijndomein bijna op het onverantwoorde af investeren in het behoud van de wijngaarden en daarmee in de kwaliteit van de wijn. De bodega zelf bezit 21 hectaren beplant met tinto fino (tempranillo), daarnaast beheert het nog eens 80 hectaren. De stokken zijn er tussen de 15 en meer dan 100 jaar oud – een deel stamt zelfs van voor de druifluisplaag. De ranken zijn niet opgebonden en staan op hun originele onderstok (bush vines, of cepas en vaso in het Spaans).
Om dit prachtige erfgoed ook te behouden voor toekomstige generaties, stond José erop de traditionele wijngaardtechniek genaamd ‘layering’ te hanteren. Deze techniek houdt in dat een loot van een oude moederplant vlakbij deze plant begraven wordt. Over de loop der tijd groeit hier een nieuwe wijnstok uit, die uiteindelijk losgesneden kan worden van de moederplant. Op deze manier kunnen de bijzondere oude stokken eindeloos doorleven.
Vandaag de dag ziet wijnmaakster Diana Moreno Grávalos toe op het wijngaardbeheer. Van haar hand komen ook de overtuigende Ribera del Duero’s van dit bijzondere wijngoed. Ze zijn krachtig en intens, en hebben dankzij de oude stokken een opvallend fraaie balans. De hoge ligging van de wijngaarden en de zanderige bodems zorgen op hun beurt voor finesse. Op en top Ribera del Duero. José kan trots zijn op zijn nalatenschap.